De kunststofketen gesloten
Interview met onderzoeker Marieke Brouwer (Wageningen Food & Biobased Research)
Afstemming en regie in de kunststof verpakkingsketen
Nederland heeft een van de meest circulaire economieën voor kunststof verpakkingen wereldwijd. Toch is de recyclingketen voor huishoudelijke kunststof verpakkingen nog ver verwijderd van een ideaal circulaire keten. “We behoren tot de koplopers op het gebied van kunststofrecycling, maar er zit spanning tussen de kwantiteit en de kwaliteit”, zegt Marieke Brouwer van Wageningen Food & Biobased Research. “De keten heeft zich vooral in kwantitatieve zin ontwikkeld: er is meer ingezameld en meer recyclaat geproduceerd. Tegelijkertijd nam de productie van voldoende zuiver recyclaat, dat geschikt is voor verpakkingstoepassingen, nauwelijks toe. Terwijl daar steeds meer vraag naar komt.”
Samen met haar collega Ulphard Thoden van Velzen voerde Brouwer in de afgelopen jaren het onderzoek ‘Verbeteropties voor de recyclingketen van kunststof verpakkingsafval’ uit. Dat begon in 2014 met een inventarisatie en analyse van de bestaande kennis. “Er waren genoeg rapporten en cijfers, maar die waren niet zo gedetailleerd als de kennis die wij hebben verzameld en gemodelleerd”, vertelt Brouwer. Dat verzamelen ging er heel praktisch aan toe. Het onderzoeksteam ‘bestelde’ bij een overslagstation monsters met gesorteerd afval en die werden meegenomen naar de universiteit. In het zogenoemde ‘Recyclinglab’ werd uitzochten wat er allemaal in het ingezamelde restafval en PMD-materiaal zat.
“Per monster brachten we precies in kaart welke materialen we vonden en in welke hoeveelheden. Daarom kunnen we nu van een stroom PET-flesjes, bijvoorbeeld, bijna precies zeggen hoeveel PET die bevatten, maar ook hoeveel PE, PP en andere vervuiling die van doppen en labels afkomstig is. Dat hebben we voor bijna veertig type verpakkingen uitgezocht”, vertelt Brouwer. Deze exercitie leverde nog meer waardevolle informatie op. Door de invoering van de PMD-inzameling in 2015 gingen de inzameling en recycling van kunststof verpakkingsafval omhoog. Brouwer: “Maar we zagen ook dat er percentueel steeds meer restafval en niet-verpakkingen tussen het PMD belandden. Wij kwamen bijvoorbeeld bouwhelmen, handschoenen en luiers tegen. Betekent dit dat gemeenten hun inwoners beter moeten voorlichten? Desondanks ging de kwaliteit van het recyclaat niet omlaag. De sorteerders zijn dus beter gaan sorteren. Sorteerders hebben aanzienlijk meer moeite moeten doen om de kwaliteit van de sorteerproducten te kunnen handhaven.”
Definities
In 2014 was het nationaal gerapporteerd inzamelrendement voor kunststof verpakkingen vijftig procent. “Meer dan genoeg zou je zeggen om aan de marktvraag te kunnen voldoen”, zegt Ulphard Thoden van Velzen, “maar dan blijkt er dus een groot verschil te zitten tussen de juridische en de wetenschappelijke definitie. Volgens de wetenschappelijke definitie werd nog niet eens dertig procent kunststof verpakkingsafval ingezameld. Vervolgens zien we dat bij de gebruikte sorteermethoden een behoorlijk deel goed recyclebare verpakkingen in de mixstroom verdwijnen. Ook tijdens de recycling verdwijnen nog kleine hoeveelheden, waardoor volgens onze berekeningen het totale ketenrendement voor 2014 maar op zo’n twintig procent uitkwam.”
Een deel van de verklaring voor het verschil in beide rendementen zit volgens Thoden van Velzen ook in het feit dat de huidige standaard mechanische recyclingprocessen matig geëquipeerd zijn om polymere verontreinigingen van de afvalstroom af te scheiden. “Met een eenvoudig recyclingproces kom je aan stromen die slechts zo’n negentig procent zuiver zijn. Het vervelende van kunststoffen is dat ze een sterk antagonistisch gedrag hebben. Een kleine hoeveelheid vervuiling kan er al voor zorgen dat de eigenschappen meteen sterk achteruitgaan. Dankzij ons onderzoek weten wij nu voor een aantal stromen waar de kritische drempelwaarden liggen.”
Specifieke kennis
Met de veelheid specifieke kennis die ze genereerden, stelden de onderzoekers het Kunststofketenmodel Terugwinnen Grondstoffen op. Dit stelt ze in staat om de juiste vervolgvragen te stellen en daar goede antwoorden op te vinden. “Én we kunnen ketenpartijen gericht adviseren over aanpassingen en verbeteringen in het systeem”, zegt Brouwer. Zij ging in de volgende fase van haar onderzoek op zoek naar ‘technische’ maatregelen om de kunststofketen beter te sluiten. Met andere woorden: wat kunnen de partijen - zowel producenten als importeurs, maar ook de gemeenten die het afval inzamelen en de sorteerders en recyclers – doen om de trade-off tussen kwantiteit en kwaliteit te verbeteren?
De ontwikkeling van een meer circulair systeem vereist van verschillende partijen maatregelen, die gelijktijdig in onderlinge afstemming door alle belanghebbenden worden genomen
Brouwer noemt ze: “Bij ongewijzigd beleid groeit het huidige Nederlandse recyclingsysteem kwantitatief door, maar blijft de hoeveelheid zuiver recyclaat – als grondstof voor nieuwe verpakkingen – onvoldoende. Behalve dat er nog steeds meer verpakkingsmateriaal moet worden ingezameld en nagescheiden, moeten alle ketenpartijen bewust beleid voeren om de kwaliteit van het recyclaat (en de tussenproducten) te verbeteren. Hierbij is het onder meer belangrijk dat het bedrijfsleven verpakkingen op de markt brengt die beter zijn te recyclen, via design for recyling en het gebruik van mono-materialen. Tegelijkertijd moeten sorteer- en recyclebedrijven innoveren en investeren om zuiverdere recyclaten te produceren.”
“Het gaat dus om meer dan hier of daar een maatregel. De ontwikkeling van een meer circulair systeem vereist van verschillende partijen maatregelen, die gelijktijdig in onderlinge afstemming door alle belanghebbenden worden genomen. Wat betekent een aanpassing van de ene partij voor de rest van de keten? Om aan design for recycling te gaan doen, moet je als bedrijf weten hoe de keten in elkaar zit en waar je verpakking uiteindelijk terecht komt. Tussen alle schakels is kennisuitwisseling én afstemming nodig”, aldus Brouwer.
Gezamenlijk toekomstbeeld
De onderzoeker pleit voor een gemeenschappelijke doelstelling, voor een gezamenlijk toekomstbeeld dat door alle partijen in de keten wordt gedeeld. In de rapportage over het onderzoek zette zij de verschillende doelstellingen en belangen van de ketenpartijen op een rij. “Er zijn praktisch ingestelde belanghebbenden, meer ideologisch gedreven belanghebbenden en de meer bedrijfsmatig denkende belanghebbenden. Samenwerking is nog niet voor elke partij vanzelfsprekend, omdat ze vanuit hun individuele belangen denken en de schakels niet goed op elkaar zijn aangesloten. Uiteindelijk staan de bedrijfsvoering en winst maken voorop.”
“Daarentegen zien we ook dat overal aan de weg wordt getimmerd met nieuwe technieken en heel veel innovaties. Bovendien worden veel bestaande technieken nog niet optimaal benut. Zelfs zonder technische innovaties zou het hergebruiksysteem voor huishoudelijke kunststof verpakkingen ook nu al beter kunnen functioneren, als de juiste incentives aan de betrokken partijen worden gegeven”, zegt Brouwer.
Uit het onderzoek blijkt dat in een meer circulair systeem minder plaats is voor de gemixte stroom van kunststof afval en de daarvan afgeleide recyclingproducten. Het meng-recyclaat dat dit oplevert, is namelijk niet circulair. Dus moet de beweging naar het verbeteren van de recyclebaarheid van verpakkingen worden gemaakt. “Een groeiende groep belanghebbenden en maatschappelijke groeperingen eisen dat verpakkingen recyclebaar zijn. Ook de Plastic Strategy van de Europese Commissie vraagt van het verpakkende bedrijfsleven om verpakkingsontwerpen te heroverwegen, met als doel materiaalgebruik en duurzaamheid te optimaliseren”, geeft Brouwer aan.
Dit plaatst bedrijven voor ingewikkelde afwegingen tussen de verschillende eisen die aan verpakkingen worden gesteld. Brouwer: “Doordat we nu de drijfveren en doelstellingen van belanghebbende partijen kennen, kunnen we daar de eisen en incentives op af stemmen. We laten zien dat er veel technische mogelijkheden bestaan om de recyclingketen van huishoudelijke kunststof verpakkingen in kleine stapjes te verbeteren. Daarvoor is dus wel een meer centrale regie over de keten noodzakelijk.”